Geschiedenis Onze Lieve Vrouwe ter Linde

De Lindeboom en Onze Lieve Vrouw ter Linde

Reeds in de dertiende eeuw, maar mogelijk ook al eerder, werd Onze Lieve Vrouw in Uden aan het huidige Lieve Vrouwenplein door de plaatselijke bevolking vereerd in een lindeboom. Het zou om een Mariabeeldje gaan, dat door een mirakel in die boom terecht was gekomen. Wonderbaarlijke gebedsverhoringen leidden tot een bredere verering.

Later werd bij de boom een kapelletje gebouwd. Dat gebeurde waarschijnlijk in 1272.De fundering van dat kapelletje is nog op het Lieve Vrouwenplein te zien. Het houten Mariabeeldje werd in de kapel gezet en buiten in de boom zette men een stenen beeldje, dat beter tegen het weer bestand was. In de loop der jaren is het houten beeldje in de kapel vervangen door een notenhouten, dat rond 1500 werd gesneden.

Omdat het gebied rond Uden niet tot Brabant behoorde, kon het in de Tachtigjarige oorlog neutraal

blijven. Dit betekende onder andere, dat de Kruisheren vanuit Den Bosch naar Uden vluchtten. Zij

gingen wonen op de plaats waar nu het Birgittinessenklooster is. De Kruisheren zetten zich al spoedig in voor de Mariaverering, die door de neutraliteit kon doorgaan. Rond 1700 was hun klooster zo uitgeleefd, dat er een nieuw moest komen. Die nieuwbouw kwam niet aan de Vorstenburg, maar bij de kapel van Onze Lieve Vrouw ter Linde.

Bouw genadekapel

In 1700 begon men met de bouw van het klooster en in 1702 kon men het betrekken. Enkele jaren later, rond 1710, begaf de oude lindeboom het. Op de plaats waar hij gestaan had, werd een achthoekige genadekapel speciaal voor Maria gebouwd. Het houten Mariabeeld werd in de nieuwe

genadekapel geplaatst en het stenen beeld, dat in de boom had gestaan, kreeg een plaats in de buitenmuur van de oude kapel. In de achttiende en negentiende eeuw beleefde de Mariaverering een hoogtijperiode. Er waren jaren dat zeventig processies Uden bezochten.

Moeilijke periodes

Synchroon met de politieke situatie waren er af en toe moeilijke periodes. In de Franse tijd, rond 1800 werden klooster en kapel onteigend. Spoedig na de val van Napoleon begonnen de processies weer naar Uden te trekken. Tot de belangrijkste behoorden die uit Amsterdam, Den Bosch en Nijmegen.

Ook de regeringsperiode van Koning Willem I was problematisch omdat het de Kruisheren verboden was om novicen aan te nemen. Vanaf zijn opvolger werden weer novicen aangetrokken. Echter de gevolgen van de voorgaande periode waren nog merkbaar en het duurde tot 1902 voordat de Kruisheren hun klooster en kapel terugkregen.

Spoedig daarna werden plannen gemaakt om de oude gebouwen te vervangen. Een geheel nieuw klooster en kapel, met een kleine Mariakapel, kwamen in de jaren 1904-1905 onder prior van Mil tot stand. Het gehele complex werd gezien de verkeerssituatie iets verder naar achter gezet, zodat de plaats waar vroeger de genadeboom en daarna de achthoekige Mariakapel had gestaan het plein voor de kapel werd. De daaropvolgende jaren bleef de Mariaverering bloeien, met als hoogtepunt de kroning van Maria in 1938. Rond de Tweede Wereldoorlog is het bekende Marialied, Sinds eeuwen glimlacht gij ons toe, O Udens Lieve Vrouwe ontstaan.

 

Lokale verering

Na de Tweede Wereldoorlog zakte, met de geloofsbeweging in het algemeen, ook de Mariaverering terug en langzamerhand werd deze weer een zuiver lokaal gebeuren. Ook de Orde van de Kruisheren werd in Europa alsmaar kleiner in aantal. Daarom werden in 2009 het klooster en de Kruisherenkapel verkocht aan Brabant Zorg. In de koopakte werd opgenomen dat de historische gegroeide verering van Onze Lieve Vrouwe ter Linde te allen tijde moet worden gegarandeerd. De Kapelgemeenschap ter Linde zorgt ervoor dat de Mariakapel dagelijks toegankelijk is en mensen een kaarsje kunnen opsteken.

Eerbetoon

In 2019 kwam er op initiatief van Ine van Grinsven weer een lindeboom te staan op de plaats waar Onze Lieve Vrouw ter Linde vereerd werd en wordt. Tussen de wortels van de boom bevind  zich een Mariabeeld van keramiek, uit eerbetoon voor Onze Lieve Vrouwe ter Linde.

Udens Marialied

Sinds eeuwen glimlacht gij ons toe,
O Udens Lieve Vrouwe,
en nimmer wordt gij ’t luisteren moe
naar wie op u vertrouwen;
Elk is hier welkom met zijn leed,
zijn pijnen en zijn zorgen;
steeds zijt gij met uw troost gereed
vanaf de vroege morgen.

Het Kindje, dat gij teder draagt,
wendt Zijn gelaat ons tegen
en schenkt een ieder, als gij ’t vraagt,
de rijkdom van Zijn zegen;
Het wijst ons met Zijn kleine hand
het boek van troost en vrede,
de blijde boodschap van ons heil
en Gods barmhartigheden.

Wij knielen voor uw milde troon
vol eerbied en vertrouwen;
verkrijg van uwen lieve Zoon
waarom wij smeken, Vrouwe:
verhoring en vergiffenis,
O Moeder vol erbarmen;
Gedenk ons bij het god’lijk Kind,
dat rust in uwe armen.

Hoe zullen wij u, Moeder zoet,
voor al uw goedheid danken,
die vreugd en hoop herleven doet, behoudenis der kranken;
Steeds mochten wij in nood en pijn
bij u bescherming vinden;
Verhoor ons, die uw kind’ren zijn,
O Lieve Vrouw ter Linde.